Klimaat

Binnenklimaat

 

Het is aan te bevelen dat een kantoorgebouw ten behoeve van behaaglijkheid en energiezuinigheid goede thermische eigenschappen bezit. Deze zijn:

De maximumtemperatuur op de werkplek voor zittende kantoorarbeid mag niet hoger zijn dan 30 °C.
De maximumtemperatuur op de werkplek voor licht lichamelijk werk mag niet hoger zijn dan 28 °C.
De maximumtemperatuur op de werkplek voor intensief werk mag niet hoger zijn dan 26 °C met een voelbare luchtstroom, en 25°C zonder voelbare luchtbeweging.
De maximumtemperatuur op de werkplek voor zeer intensief werk mag niet hoger zijn dan 25°C met een voelbare luchtstroom, en 23°C zonder voelbare luchtbeweging.  

Een voldoende en effectief warmteaccumulerend vermogen(=de mate waarin warmte kan worden opgenomen en afgestaan). Voor een gebouw betekent dit dat het gedurende warme perioden overdag warmte kan opnemen en in de nacht kan afkoelen. Warmteaccumulerend vermogen wordt bereikt met veel ‘bouwmassa’, zoals betonvloeren, -balken en -kolommen.
Ook tussenwanden van zwaar steenachtig materiaal kunnen een flinke bijdrage leveren;
Voldoende warmte-isolatie, zodat de wanden en vloeren in de winter niet te koud zijn;
Goede warmtewerende zonwering (kleine zontoetredingsfactor), om overmatige zonnewarmte en zonlicht buiten te kunnen houden;
Liefst helder, eventueel lichtgetint zonwerend (‘gecoat’) glas. Donkergetint glas houdt behalve zonnewarmte ook daglicht permanent tegen. Dat gebeurt ook in situaties waarin dit niet nodig of zelfs ongewenst is, zoals tijdens sombere dagen.
Daarnaast verdient het aanbeveling de warmteproductie in het gebouw zo laag mogelijk te houden, onder andere door ‘platte’ beeldschermen (LCD- of TFT-schermen) te gebruiken.

Individuele instelbaarheid

 

Eén van de mogelijkheden is een individueel beïnvloedbaar klimaatsysteem. Dit is te bereiken door toepassing van in te stellen thermostaten per kantoorvertrek, te bedienen zonwering, ramen die open kunnen, regelbare ventilatie en dergelijke.

Koudeval en koudestraling

 

Een aspect dat in kantoren de behaaglijkheid vaak negatief beïnvloedt, is de koudeval bij de vensters. Ramen geven koude straling af en veroorzaken bij lage buitentemperaturen een neerwaartse luchtstroom. Deze is onder andere te beperken door thermisch isolerend dubbelglas toe te passen of door gerichte plaatsing van de verwarmingsbron.

Ventilatie

 

De kwaliteit van de ruimtelucht wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ventilatie van de ruimte. Door te ventileren wordt verse lucht toegevoerd ten behoeve van de zuurstofvoorziening, wordt verontreinigde lucht afgevoerd en worden biologische verontreinigingen (schimmels, bacteriën) voorkomen. Uit oogpunt van bescherming van de gezondheid bedraagt de benodigde luchtverversing per persoon 35 m3/uur.