Straling

Straling wordt meestal onderverdeeld in twee soorten: ioniserende en niet-ioniserende straling.

Ioniserende straling

Ioniserende straling is de verzamelnaam voor straling met hoge energie. Deze straling bereikt ons vanuit de ruimte, wordt uitgezonden door radioactieve stoffen en kan kunstmatig worden geproduceerd met bijvoorbeeld een röntgenapparaat. Door de hoge energie kan ioniserende straling levend weefsel beschadigen.

 

 

Gevaren en risico’s Ioniserende straling

Ioniserende straling kan kankerverwekkend zijn. Directe effecten van straling kunnen ernstig zijn en in het ergste geval zelfs dodelijk. Het negatieve effect van de straling hangt sterk af van de stralingsdosis en de blootstellingsduur.

 

Doorslagveiligheden Type RG

Binnen de railinfrabranche komen nog oude types doorslagveiligheden met een radioactieve stof voor (doorslagveiligheden Type RG)

Dit zijn ingekapselde bronnen, dat wil zeggen radioactieve stoffen die zo goed zijn ingekapseld dat de mogelijke blootstelling aan straling binnen de toegestane normen valt voor blootstelling aan de bevolking. Alleen bij beschadigde doorslagveiligheden is er een risico op verhoogde blootstelling voor de omgeving. 

In de nieuwe types doorslagveiligheden zit deze radioactieve stof niet. 

 

Niet-ioniserende straling

Niet-ioniserende straling is een verzamelnaam voor een aantal soorten straling, die in lage doseringen en zonder langdurige blootstelling niet schadelijk zijn. Niet-ioniserende straling kan zelfs bij zeer hoge intensiteitsniveaus geen ionisatie in biologische systemen (lichaamscellen) veroorzaken. Dit is het grote verschil met ioniserende straling. 

 

Effecten kunnen echter wel ontstaan: opwarming of elektrische stromen in weefsels en cellen. Blootstelling aan hogere doseringen of concentraties kunnen dus wel gevaarlijk zijn voor de mens. Voorbeelden zijn:

  • Radiofrequente straling van  zendapparatuur;
  • Infrarode straling van lasbogen;
  • Hete voorwerpen (bijvoorbeeld door opwarmen spoorstaven/thermietlassen);
  • Lasers (bijvoorbeeld de laserwaterpas en Laserveiligheid bij Glasvezelcommunicatiesystemen);
  • Uv-straling van lasprocessen.

 

Gevaren en risico’s niet ioniserende straling

Niet-ioniserende straling is over het algemeen minder schadelijk voor de gezondheid dan ioniserende straling. Toch kan ook niet-ioniserende straling schadelijk zijn. 

  • Elektromagnetische velden met frequenties van 0 tot 10 megahertz (‘laagfrequente velden’) kunnen elektrische velden en stromen in het lichaam opwekken, die zenuwcellen of spieren kunnen prikkelen. Als de velden en stromen in het lichaam sterk genoeg zijn, kan dat leiden tot tintelingen, pijn of spiertrekkingen. Bij nog hogere veldsterkten kan de hartfunctie verstoord worden. Sterke statische magnetische velden, zoals die van de magneet van een MRI-scanner, kunnen misselijkheid, duizeligheid of verlies van evenwicht veroorzaken.
  • Optische straling is niet per definitie schadelijk. Alleen (langdurige) blootstelling aan ultraviolet, infrarood en laserlicht kan schade toebrengen aan ogen en huid. Lasers kunnen ook bij kortdurende blootstelling zeer schadelijk zijn. De schade bij ultraviolet en infrarood kan zich manifesteren op de huid (zonnebrand, uitdroging of verbranding) en in de ogen, in het geval van 'sneeuwblindheid' of 'lasogen' en droge ogen. Bij laser bestaat er een kans op beschadiging van het netvlies, die in belangrijke mate afhankelijk is van de laser-klasse. Op den duur kan bij optische straling huidkanker, hoornvliesontsteking en staar ontstaan. Beperkte blootstelling en goede bescherming tegen optische straling zijn daarom noodzakelijk.