Geluid

Geluid kan de gezondheid en het welzijn beïnvloeden.
Daarbij onderscheiden we auditieve en niet-auditieve effecten.
De effecten van schadelijk geluid noemt men auditieve effecten.

Auditieve effecten treden op bij blootstelling aan hoge geluidsniveaus.
Voorbeelden van auditieve effecten zijn blijvend gehoorverlies en het waarnemen van zogenaamde ‘fantoomgeluiden’ (dit zijn geluiden die men waarneemt zonder dat er een externe prikkeling van de gehoororganen is, bijvoorbeeld suizen of piepen).
Door blootstelling aan te hoge geluidsniveaus kan gehoorschade optreden.

Onder gehoorschade wordt verstaan een vermindering van het gehoorvermogen. Als de haarcellen te veel geluid te verwerken krijgen, raken ze verdoofd. Ze hebben dan een rustperiode nodig om hiervan te herstellen. In die periode is er sprake van ‘oorsuizen’ of tijdelijk gehoorverlies. Als de haarcellen de noodzakelijke rustperiode niet krijgen, sterven ze na verloop van tijd af waardoor blijvend gehoorschade zal optreden. Eenmaal afgestorven haarcellen worden niet vervangen.
Herstel is dus niet meer mogelijk, er kunnen alleen nog maatregelen getroffen worden die ervoor zorgen dat het gehoorschade niet erger wordt!

Een vermindering van het gehoorvermogen treedt niet alleen op bij overmatige blootstelling aan hoge geluidsniveaus, maar ook bij het ouder worden. De gehoorschade uit zich in een verminderde spraakverstaanbaarheid. De ernst van de schade hangt onder meer af van de sterkte van het geluid en van de blootstellingsduur, oftewel de geluidsdosis die de oren dagelijks te verwerken krijgen (dagdosis). Een dagdosis boven de 80 dB(A) gedurende 5 werkdagen van 8 uur per week kan leiden tot permanente gehoorschade. Ter indicatie de volgende vuistregel: wanneer op een afstand van één meter met stemverheffing moet worden gesproken om goed verstaanbaar te blijven zal er een geluidsniveau van circa 80 dB(A) overschreden worden. Aantasting van het gehoor door lawaai begint in het frequentiegebied waarvoor de gevoeligheid het grootst is, zo rond 4000 Hz. Een gering gehoorverlies bij deze hoge tonen beïnvloedt al het vermogen om spraak te verstaan, vooral in een rumoerige omgeving.

Auditieve effecten treden doorgaans pas op wanneer men blootgesteld wordt aan geluidsniveaus die 80 dB(A) overschrijden.
Blijvend gehoorverlies is vaak te herkennen aan een of meer van de volgende verschijnselen:

  • hoge tonen of zachte geluiden zijn niet meer hoorbaar
  • telefoneren of spreken in een rumoerige omgeving kost veel moeite;
  • er worden fluit-, piep- of bromtonen gehoord die er niet zijn (fantoomgeluiden).


Niet-auditieve effecten
Niet auditieve effecten zijn de effecten die hinderlijk geluid op een individu kan hebben, bijvoorbeeld irritatie maar ook schrikreacties en stressverschijnselen. Zo is bijvoorbeeld het voeren van een telefoongesprek vrijwel onmogelijk bij een achtergrondniveau dat hoger is dan 60 dB(A). Of men hinder van geluid ondervindt, hangt behalve van het geluidsniveau ook af van de aard van de werkzaamheden, van de mate van concentratie die daarvoor nodig is en van de individuele gevoeligheid.
Voorbeelden van mogelijke negatieve effecten zijn:

  • structurele concentratiestoornissen;
  • belemmeringen van spraakcommunicatie;
  • kans op ongevallen door maskering van waarschuwingssignalen (signalen vallen weg tussen alle geluid);
  • stressverschijnselen (vermoeidheid, hoofdpijn, agressie, gespannenheid en slaapstoornissen).

Daarnaast is ook kans op negatieve lichamelijke effecten, zoals:

  • schrikken door plotseling optredende harde geluiden
  • toename van de bloeddruk
  • versnelling van de hartslag en ademhaling
  • verhoogde hormoonproductie;
  • toename van de spierspanning.